Wat is de ecologische pootafdruk van een huisdier?
Wetenschappers breken zich het hoofd over de vraag hoe we in de toekomst de groeiende wereldbevolking gaan voeden. Daarbij is veel aandacht voor onze eigen eetpatronen en hoe deze het milieu beïnvloeden. De milieu-impact van de veehouderij wordt nauwgezet bijgehouden. Maar hoe zit het eigenlijk met de ecologische pootafdruk van onze huisdieren?
Invloed op milieu
Met de toenemende welvaart neemt ook het aantal huisdieren wereldwijd toe. Volgens de laatste tellingen van TNS NIPO in 2015 zijn er rond de 2,6 miljoen katten en 1,5 miljoen honden en 450.000 paarden in Nederland. Ter vergelijking: er waren in datzelfde jaar bijna 4 miljoen runderen en ruim 12 miljoen varkens. Van landbouwhuis- dieren wordt nauwgezet bijgehouden wat de invloed op het milieu is. Maar van onze huisdieren hebben we geen idee. En daar is ook weinig onderzoek naar gedaan. “Momenteel wordt in de discussie over de voedselproble matiek nauwelijks aandacht besteed aan huisdieren”, vertelt onderzoeker Ferry Leenstra van Wageningen Livestock Research. Leenstra en haar collega berekenden een aantal jaar geleden de ecologische voetafdruk van honden, katten en paarden in Nederland (1). “Die huisdieren worden in tegenstelling tot de landbouwhuisdieren over het algemeen niet opgegeten. Ondertussen gebruiken we wel water, land, brandstof en pesticiden voor de productie van diervoeding en daar komen ook broeikasgassen bij vrij. Daarnaast worden land en grondstoffen gebruikt, die ook geschikt zijn om mensen te voeden.”
Voeding
Het voerverbruik levert volgens Leenstra de belangrijkste bijdrage aan de ecologische voetafdruk van onze huisdieren. De Ameri- kaanse professor Gregory Okin van de univer- siteit van California berekende dat alle honden en katten in de Verenigde Staten evenveel eten als 62 miljoen mensen, ongeveer 20 procent van de totale bevolking van het land. Omdat deze dieren van nature vleeseters zijn leveren ze een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van broei- kasgassen (2).
Een veelgehoord tegenargument is dat huisdieren slachtafval eten, wat we anders toch weg zouden gooien en dat dit dus eigenlijk geen extra milieubelasting oplevert. Leenstra: “Deels klopt dit, denk bijvoorbeeld aan beendermeel. Maar uit onze analyse blijkt dat veel ingrediënten in commercieel huisdiervoer in ieder geval door landbouwhuisdieren en mogelijk ook door mensen gegeten kunnen worden.” Een kwart van de droge hondenbrokken bestaat uit dierlijke producten en nat voer bevat ongeveer 20 procent vers vlees (en bijproducten).
Wild
Bovendien behoort ongeveer twee derde van die bijproducten in natvoer tot de zogenaamde categorie 3 producten, die ook geschikt zijn voor mensen. Denk bijvoorbeeld aan pens, orgaan- vlees, ogen en kippentenen. Leenstra: “In Nederland zitten we daar misschien niet om te springen, maar in grote delen van de wereld worden deze producten als lekkernij beschouwd. Nu belandt ongeveer de helft van deze producten in huisdiervoer. In rijke landen zijn voor de productie van honden- en kattenvoer meer dierlijke bijproducten nodig dan wat er vrij komt bij de productie van vlees voor mensen.
Dat is wellicht de reden dat er nogal wat wild, zoals gnoe en kangoeroe, wordt verwerkt.” Honden en katten eten bovendien niet alleen vlees. Het overgrote deel van honden- en kattenvoer bestaat uit granen en plantaardige bijproducten. “Deze zijn in ieder geval voor vee geschikt en deels ook voor mensen”, zegt Leenstra. Het is volgens haar onmogelijk de milieu-impact van de diervoederindustrie binnen Nederland precies te berekenen, omdat er bijvoorbeeld geen exacte im- en export cijfers te vinden zijn. “Dit komt omdat binnen Europa een vrije markt is en deze gegevens worden niet centraal geregistreerd”, vertelt Gerrit Hofstra, adjunct secretaris wet- en regelgeving levende dieren en planten DIBEVO, de brancheorgani- satie voor ondernemers in de gezelschapsdie- rensector. “Producten die buiten Europa worden verhandeld worden gekeurd en gecertificeerd door de NWVA, dus daar is wel een goed overzicht van.”
Land
Maar we concurreren niet alleen om voedsel met onze huisdieren. De honden, katten en paarden in ons land hebben voor hun voedselproductie zo’n 820.000 hectare, ruim anderhalf miljoen voetbalvelden, landbouwgrond nodig. In vergelijking: Nederland telt in totaal 2 miljoen hectare landbouwgrond. Natuurlijk komt niet al het voer uit Nederland zelf. Leenstra: “We zijn er bij deze berekening voor honden en katten uitgegaan van een gemiddelde voersamenstelling en geen voedselverspilling. Omdat veel dierlijke producten concurreren met voeding voor mensen, hebben we voor de berekening van de ecologische voetafdruk gekeken naar de productcategorie vlees en vis, die dus in principe ook door mensen kunnen worden gegeten. Als we waren uitgegaan van bijproducten dan zou het grondverbruik mogelijk iets lager uitvallen.” Daar komt bij dat paarden in de wei staan, soms op grond die ook geschikt is als landbouwgrond. Van alle hobbydieren hebben paarden, door hun aantal en hun formaat, wereldwijd de meeste impact vanwege het gebruik van voedingsmiddelen en de ruimte die ze in beslag nemen. In delen van de wereld worden paarden nog wel gegeten en leveren dan dus voedsel, maar dat wordt minder populair. In de Verenigde Staten is het slachten van paarden bijvoorbeeld inmiddels verboden.
Poep
Niet alles wat we onze dieren voeren wordt verteerd en de poep van huisdieren draagt ook bij aan de uitstoot van broeikasgassen. “Exacte cijfers zijn niet bekend,” zegt Leenstra. “Maar waarschijnlijk is de bijdrage van gezelschaps- dieren gering ten opzichte van landbouwhuis- dieren.” Paardenmest kan worden gebruikt om champignons op te kweken, maar honden- of kattendrollen kunnen niet zomaar op de composthoop. Daar zitten eitjes van parasieten in die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens. Hun ontlasting komt direct in de omgeving terecht.
Milieubeleid
Alles bij elkaar opgeteld hebben huisdieren wel degelijk impact op het milieu. Van landbouw- huisdieren wordt de milieu-impact nauwgezet bijgehouden en daar worden richtlijnen voor gemaakt. Voor huisdieren gebeurt dat niet. “Dit is ook nauwelijks uitvoerbaar”, zegt Hofstra. “Bij landbouwhuisdieren wordt alles bedrijfsmatig bijgehouden, mede vanwege vergunningsverplichting. Maar voor hobbymatig gehouden dieren is dat niet te doen, omdat deze niet bedrijfsmatig gehouden worden. Daarnaast is de impact van gezelschapsdieren zeer beperkt ten opzichte van landbouwhuisdieren.”
Zelfs als er wel duidelijke cijfers zouden zijn. is het volgens Hofstra onmogelijk daar milieubeleid voor te maken. “Milieuwetgeving is alleen van toepassing op bedrijfsmatig gehouden dieren. Gemeenten hebben soms wel in hun bestem- mingsplan staan hoeveel honden er bijvoorbeeld per huishouden zijn toegestaan, maar dat heeft meer te maken met overlast. Als je boven een bepaald aantal honden komt, moet je een kennelvergunning aanvragen. Die vallen evenals pensions wel onder bedrijfsmatig gehouden dieren en dan gelden dezelfde regels als voor de landbouw, bijvoorbeeld met betrekking tot maximale stikstofuitstoot. Dit wordt in praktijk, vanwege de geringe uitstoot, eigenlijk uitsluitend opgelegd in de directe omgeving van verzuring gevoelige gebieden.”
Dan maar geen dieren?
Onze huisdieren leggen dus voor een deel beslag op ons voedsel en onze ruimte en dragen ook bij aan de milieuproblematiek. Een lastig dilemma voor de milieubewuste dierenliefhebbers. Het antwoord lijkt simpel: dan maar geen huisdier. Of misschien hoogstens iets kleins als een hamster. Maar dat zal voor veel mensen geen optie zijn. Er zijn wel een aantal dingen waar je rekening mee kunt houden om je huisdier milieubewuster te houden. Zo bestaan er mini septische tanks die hondendrollen kunnen verwerken tot veilige bruikbare mest en voor katten is er milieuvriendelijke biologisch afbreekbare kattenbakvulling. Ook komen er steeds meer biologische diervoeders op de markt. Die producenten gebruiken vaak regionale ingrediënten. Daarnaast maken ze gebruik van restproducten uit de humane voedingsindustrie, maar dan wel alleen van biologische dieren.
Extra’s
Voor veel huisdiereigenaren is dit echter wel nog een stap te ver, zo blijkt uit consumentenonderzoek dat Wageningen Economic Research in 2013 uitvoerde (3). Er zijn wel consumenten die hun levensovertuiging willen toepassen op hun huisdier, maar de meesten vinden het al snel te duur of vinden het voor hun dier een brug te ver, zo concluderen de onderzoekers. Voor de CO2-pootafdruk maken deze voeders volgens Leenstra overigens geen verschil. “Mogelijk ligt het landverbruik nog hoger dan bij conventionele producten.” Aangezien het vleesdieet van honden en katten zwaar meeweegt in hun CO2-pootafdruk, valt daar wellicht nog winst te behalen. “Nu heerst een trend om producten voor dieren op de markt te brengen met extra eiwit, of met luxe, soms rauwe, vleesbestanddelen die we ook zelf kunnen eten”, zegt dierenarts Ronald Corbee, Voedingsspecialist Gezelschapsdieren. “Maar het gaat niet alleen om wat we onze dieren voeren, maar ook om hoeveel we ze voeren.
Overgewicht, ook bij gezelschapsdieren een groeiend probleem. Een pondje minder is dus niet alleen beter voor het milieu maar ook voor de gezondheid van het dier.”
Bronnen:
- Indicatie van de ecologische foot print van gezelschapsdieren : eerste verkenning, toegespitst op katten, honden en paarden in Nederland Leenstra, F.R. ; Vellinga, Th.V. (2011) Lelystad : Wageningen UR Livestock Research, Rapport 509.
- Gregory Okin, Environmental impacts of food consumption by dogs and cats. Plos-one, August 2, 2017 https//doi.org/10.371/journa. pone.0181301
- Marktverkenning van biologische diervoeding Hoe denkt het baasje over biologisch honden- en kattenvoer? LEI Wageningen UR (2013).
Dit artikel is afkomstig uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van maart 2018