‘Trekken aan een dood paard’
“Als kind had ik nogal wat dromen die ik in een denkbeeldig reiskoffertje overal mee naar toe nam. Het merendeel van mijn dromen kwam niet uit. Zo ben ik nooit directeur van de Efteling geweest, woonde ik nooit in een dierentuin, heb ik ook niet meegedaan aan de tienkamp op de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona en heb ik nooit mijn geld verdiend als striptekenaar. Ik heb een mooie vrouw, drie lieve kinderen en ben dierenarts geworden, dat dan weer wel, maar heb nooit documentaires gemaakt over vreemde beesten in vreemde landen, heb nooit de uitstraling én het haar van Eddie Vedder van Pearl Jam gehad en die grote konijnenheuvel in de achtertuin is er ook nooit gekomen.
Konijnenheuvel
Hoewel dat laatste misschien nog wel het snelst te realiseren was geweest is door gebrek aan een grote tuin ook de konijnenheuvel bij een droom gebleven. De bouwtekeningen had ik al klaar. Ik zou een flink stuk van de tuin afzetten met middenin een enorme bult zand. Ik zou er een paar konijntjes in los laten lopen die naar hartenlust gangen konden graven, achter elkaar aan konden hupsen en die zich tegoed konden doen aan de weelderige flora die als vanzelf zou groeien. Mooi groen gras, klavertjes vier, paardenbloemen en een verdwaald viooltje van het terras zouden in de eerste lente verschijnen en het geheel zou er al snel als een soort Teletubbie-achtig decor uitzien. Prachtig. Ik wilde me zo min mogelijk bemoeien met dit gecreëerde stukje natuur en daar heel erg van genieten.
Meer konijntjes
Toen er jaren later wél tuin genoeg was voor mijn konijnenheuvel wilde ik niet meer. Het zou een deceptie worden. Het zou mij nooit lukken om een echt stukje wildernis te bouwen. Na seizoen één zouden er ineens veel meer konijntjes op de heuvel zijn, veel meer dan ik erin gestopt had. En die moesten allemaal van hetzelfde gras eten. Dat gras verdween in seizoen twee veel sneller dan in één, en mijn weelderige konijnenheuvel was al snel een troosteloze zandhoop geworden. En de konijntjes werden mager en heel erg zielig. Er ging er zelfs eentje dood. Hoe kan dat nou? Uit de schoolboekjes van één van mijn dochters had ik inmiddels begrepen dat voor een echt stukje natuur er voedselketens nodig zijn die ALTIJD beginnen bij plantaardig spul en die via een planteneter eindigen bij een vleeseter. De kringloop is pas rond op het moment dat de vleeseter dood gaat en via insecten en andere bodemdieren zijn mineralen en bouwstoffen weer in de grond terecht komen. En ja, daar ging het bij mijn konijnenheuvel nogal mis.
Roofdieren
Geen roofdieren. Een verdwaalde buizerd zou misschien nog wel eens een babykonijntje van de heuvel plukken, maar veel meer dan dat gebeurt er niet. Waar haal ik zo snel roofdieren vandaan? Ik kan toch niet zomaar even naar de Welkoop voor een koppeltje vossen? En ook de aanschaf van een bunzing of hermelijn liet mijn zakgeld toen niet toe. Ik had nog andere opties. Ik zou alle dieren kunnen laten helpen, maar ook dat liet mijn budget niet toe, die dierenartsen zijn namelijk hartstikke duur! Optie drie was een rigoureuze. Ik zou het hek open kunnen zetten zodat alle konijntjes zelf kunnen beslissen waar ze naar toe gaan op zoek naar voedsel. Ik hoopte dan natuurlijk wel dat ze een beetje in de buurt van onze tuin zouden blijven zodat ik ze nog af en toe kon zien, maar ik was erg bang dat ze het malse groene gras van de buren zouden prefereren boven een aai van mij. Ik kon natuurlijk ook helemaal niet aan zo’n konijnenheuvel beginnen, en vooralsnog koos ik deze laatste optie.
Natuur
Jarenlang heb ik niet aan de heuvel gedacht, totdat de afgelopen weken de discussies over de Oostvaardersplassen in alle hevigheid losbarstten. Video’s met graatmagere Heck-runderen die wanhopig langs de afrastering ijsbeerden op zoek naar voedsel. Voedsel wat aan de andere kant van het hek als een soort Tantalus-kwelling BIJNA bereikbaar was, nou ja, voedsel, lange gele sprieten gras, volstrekt onvoldoende, maar in ieder geval beter dan niets. Foto’s van opgezwollen verdronken konik-paarden die met tientallen tegelijk in de blubber lagen en zwalkende edelherten, geen schim meer van de imposante heersers van het bos van weleer. Bijvoeren door particulieren levert een fikse boete op, want, zo redeneert Staatsbosbeheer, de rechter heeft bepaald dat de Doodgraversplassen ‘natuur’ zijn en natuur verbiedt menselijke inmenging. Tja. Daar kun je natuurlijk niet tegen op. Maar is dit gebied wel natuur? Volgens de korte definitie in de Dikke van Dale is ‘natuur’;
na·tuur (de; v) dat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd. Andere woordenboeken noemen natuur ‘een omgeving op aarde die nog niet door de mens is aangetast of aangepast….’
Oostvaardersplassen
Gebied mij nu wel een klein opfrissertje te geven over de Oostvaardersplassen te geven, want mijns inziens is er hier niet veel oorspronkelijks aan de orde. Nadat de Flevopolder was drooggelegd bleef er in grote gebieden water staan omdat er aan het oorspronkelijke doel, industriegebied, geen behoefte meer was. Het moeras werd met riet ingezaaid en met rust gelaten. Het gebied is ongeveer 60 km2 groot, waarvan 36 km2 water en riet, en 24 km2 gras en bos. Al snel ontstond een mooi terrein met een weelderige flora en fauna, met veel bijzondere nieuwe vogels zoals het baardmannetje, de grauwe gans, lepelaars, zilverreigers en de bruine kiekendief. Om ervaring op te doen met begrazing door grote grazers werden er in 1983 32 Heck-runderen en in 1984 27 konik-paarden uitgezet, rassen die het jaar rond buiten kunnen blijven en die zijn aangepast aan de meeste weers- en seizoenstypen in Nederland. In 1992 volgden 54 edelherten. Tot zover een tekst uit een reclamefolder, maar schijn bedriegt. Als snel rezen de populaties grote grazers de pan uit.
Kringloop
Afgelopen oktober telden Staatsbosbeheer niet minder dan 230 Heck-runderen, dik 1000 koniks en bijna 4000 edelherten. Een van de redenen voor deze exponentiële groei is de afwezigheid van grote vleeseters waardoor er van een normale voedselketen en –kringloop geen sprake is, en dat gaat nu faliekant verkeerd. Al de planteneters moeten planten eten, en die zijn er niet. Wil het in het voorjaar en in de zomer nog wel een beetje lukken op deze vruchtbare grond, in de winter gaat het mis. Ondervoede grazers zwalken door het gebied en kunnen niet op zoek naar betere oorden. Er treedt veel sterfte op en SBB rijdt dagelijks (!) door het gebied om alles af te schieten wat de winter niet zal overleven. Op hun site gaan ze er prat op dat 90% procent van de dieren geen natuurlijke dood sterft, maar ik vind deze statistiek om te janken. 90% wordt doodgeschoten, vaak na een lange lijdensweg. Hoeveel is die 90% dan eigenlijk? In een flinke winter sterft 30% van de populatie….. Een snel rekensommetje leert me dat in zo’n winter als die we nu hebben er 70 Heck-runderen sterven waarvan er 62 worden doodgeschoten. Voor de koniks zijn dat er respectievelijk 300 om 270 en bij de edelherten 1200 om 1000…. Getallen om stil van te worden. Getallen om even heel erg misselijk van te worden en waarvan ik misschien kort moet kotsen.
Krugerpark
Laat de winter van november tot maart duren en de mannen van het schietteam zouden zeven dagen in de week werken, dan doden ze in die periode bijna tien grote grazers per dag! Ik word stil van deze aantallen. Ik word stil van al dit leed. Leed wat pijnlijk in beeld wordt gebracht en gedeeld op de sociale media. Natuurlijk levert dit publieke verontwaardiging op. Het is namelijk ook op geen enkele manier te verdedigen. Wat nou natuur? We hebben als mens het gebied zelf gecreëerd. We hebben er zelf dieren uit gezet die in Nederland misschien niet voor niets al lang niet meer van nature voorkomen, en tot overmaat van ramp hebben we er een groot hek om heen gezet. Dieren kunnen nergens naar toe, de populatie wordt niet beheerst door grote roofdieren maar door kogels. De kadaverwagens rijden dagelijks af en aan. Is dit nou de bedoeling? Biologen zullen zeggen dat ook in ‘echte’ wildernis er soms 30% van de dieren sterft, maar zijn wij niet bezig om een enorm dierenkerkhof in stand te houden? Ik hoorde laatste een ‘natuurbeschermer’ zeggen dat om het Krugerpark in Zuid-Afrika toch ook een hek zit en ik was geschokt door zoveel domheid. Het Krugerpark? Waar heb je het over? Dat is bijna 400x zo groot en beslaat zo’n 20.000 km2! Doe even normaal zeg. Sven Kramer schaatst in een dik half uur om onze Oostvaarderplassen heen terwijl het Krugerpark zo groot is als de helft van Nederland! Waar hebben we het over! Tellen we in de Oostvaardersplassen 218 grote grazers per km2, in het Krugerpark zijn dat er slechts zes. Zes grote grazers per km2, waarbij we ook goed moeten bedenken dat hier flinke populaties leeuwen, luipaarden, hyena’s, krokodillen en hyenahonden voor de nodige balans én een sluitende voedselkringloop zorgen.
Zorgplicht
Ik dacht terug aan mijn konijnenheuvelplan. Dezelfde problematiek, dezelfde ellende. Strandde mijn kleine experiment nog voor het begon, het grote experiment is evenzogoed grandioos mislukt, helaas na vele jaren van aanmodderen en gekloot. Het is tot nu toe trekken aan een dood paard, en zelfs deze uitdrukking krijgt hier een wrange bijsmaak.
In mijn optiek is het heel simpel. Zolang wij deze dieren hier willen houden én we zetten er een groot hek om heen, hebben we een zorgplicht. Punt. En al dat gelul over natuur en natuurbeheer zal allemaal waar zijn, maar we hebben het hier, wederom in mijn optiek, niet over natuur in de zin van wildernis. Want hoe komt het nou dat in een land als Nederland waar voor ieder hulpbehoevend dier een stichting of vereniging is wij dit allemaal normaal vinden? Als ik nu per ongeluk een duif aanrijd staan er drie instanties op de stoep om het arme beestje te redden en als er een koe uit het slachthuis ontsnapt is er binnen twee dagen zoveel geld bijeengesprokkeld dat het dier de rest van haar leven in een verzorgingstehuis voor bejaarde koeien mag doorbrengen? En toen mijn schoonvader jaren geleden een paard met droes in de wei zette, nota bene op dierenartsadvies, een advies wat overigens vandaag de dag nog steeds het beste advies is, had hij nog diezelfde middag een inspecteur van de dierenbescherming op bezoek omdat er mensen geklaagd hadden over een paard in de wei met een dik abces in zijn hals. Onze veehouder die de Schotse Hooglanders en koniks beheert in de Westerbroekstermadepolder krijgt bijna jaarlijks boze telefoontjes van treinreizigers die het absurd vinden dat deze dieren in de vrieskou buiten staan en hoewel hij zonder stemverheffing uitlegt dat deze koppels goed verzorgd worden met bijvoeren én populatieregulatie wordt het nog maar moeilijk begrepen.
Wat nu?
Hekken openzetten? Geen goed idee. Al zou het leuke beelden opleveren, zo’n edelhert in de speeltuin die de kinderen van hun wipkip burlt of een koe die zich te goed doet aan de net geplante beukenhaag.
Roofdieren toevoegen? Zou kunnen. De wolf is al terug in Nederland en het zal niet veel moeite kosten om hem met wat import-voordeeltjes, zoals gratis veel kost en inwoning hier te houden. Denk wel dat er toch veel wolven nodig zijn om onze populatie van grote grazers in toom te houden, en voordat Oostelijk Duitsland en Polen gaan klagen over de massale emigratie van hun wolven moeten we dit misschien maar niet doen. Al zou de wolf wel voor spectaculaire beelden kunnen zorgen in De Nieuwe Wildernis Deel 2.
Ik denk dat er maar twee serieuze oplossingen zijn voor het dierendrama wat zich nu in Nederland afspeelt. Optie één: Je maakt een verbinding naar de Veluwe en via Duitsland naar de rest van Oost-Europa, daar waar nog echte oerbossen zijn. Dan kunnen de dieren zelf beslissen waar ze heen gaan en zal de overbevolking snel verdunnen. Als je in de oorspronkelijke plannen kijkt was dit ook de bedoeling, de percelen zijn hier in ieder geval al lang geleden voor aangekocht. Het was slechts minister Bleeker die met één pennenstreek een dikke streep door dit plan zette met alle gevolgen van dien. Juist, die Bleeker die afgelopen week met zijn grote mond precies wist wat er nu moet gebeuren. Optie twee is stoppen. Je stopt met het hele proces. Alle uitheemse grazers eruit en de natuur echt de natuur laten worden. Vogels, wat reeën, een das en een paar vossen maken dan de dienst uit en ook dat kan iets prachtigs opleveren. Vooralsnog wordt bijvoeren niet meer bestraft en doet SBB er zelf flink aan mee. Natuurlijk weten we dat dit geen structurele oplossing is, want de sterksten zullen alles opvreten en er zullen hierdoor weer meer jongen geboren worden. Het is echter het minst slechte wat we op dit moment voor deze creperende groep van adembenemend mooie dieren kunnen doen, en dat is triest genoeg.”
Over de auteur
(Frank de Bont is dierenarts in Groningen. Hij publiceerde deze blog op zijn Facebookpagina. Frank is ook schrijver van het boekje ‘Komt een dokter bij de koe’)