Dwerggroei bij Friese paarden

Van de genetische afwijkingen die sommige paardenrassen kunnen hebben, mogen we bij de Friezen uiteindelijk misschien wel één gaan wegstrepen. De gen mutatie die bij Friese paarden zorgt voor dwerggroei is namelijk door Nederlandse onderzoekers geïdentificeerd. 

Door het gen aan te tonen, kunnen fokkers zorgvuldiger een hengst uitzoeken voor hun merrie om te voorkomen dat er twee dragers bij elkaar komen.

Vrij, drager of lijder

Bij genetische afwijkingen zoals dwerggroei wordt bij DNA tests onderscheid gemaakt tussen de uitkomsten vrij, drager of lijder. Bij een paard dat vrij is van dwerggroei, zijn er twee genen zonder afwijking. Dragers hebben een vrij gen en een gen met de afwijking. Hoewel je dat aan de buitenkant niet kan zien, kunnen deze dieren het gen wel doorgeven.

Lijders hebben in beide genen de afwijking en zullen dan ook kenmerken vertonen van de afwijking. Voor dwerggroei bij Friezen gaat het om een mutatie van het B4GALT7 gen dat op chromosoom 14 te vinden is. Dit werd ontdekt door onderzoekers van de Universiteiten in Utrecht, Wageningen en Gent.

Genen doorgeven

Fokkers zoeken naar de juiste hengst om de genen van hun merrie te verbeteren. Een veulen krijgt één gen van de moeder en één van de vader. Bij de genen die dwerggroei veroorzaken gebeurt dat ook. In deze afbeelding zie je simpel uitgelegd hoe de genen worden doorgegeven en hoe de uitkomst bij de veulens kan zijn.

Als beide ouders drager zijn heb je dus kans op een vrij veulen, een drager of een lijder. Als je dus een merrie hebt die drager is, zou je dus een vrije hengst moeten kiezen als je zeker wil zijn dat het veulen geen lijder is.